Uitgeroepen tot 'beste reisorganisatie' door Columbus Travel
Kwaliteit & kleinschalig
Persoonlijk & duurzaam
 

Trektocht Rwenzori

“Dit schrijf ik in de meest bizarre omgeving waar ik ooit ben geweest, een stukje voorbij de John Matte hut in de Rwenzori’s, op 3400 meter, in het begin van de Bigo-bog. Wat een dag! Wat een leven! En wat een wereld!”

Geschreven door Bart Stoffels & Wim Sonnevijlle

Mossen en modder

Wie door de ‘bog’ van de Rwenzori’s loopt, krijgt de neiging om de tocht in drie termen samen te vatten: mist, mossen en modder. Maar hoe kenmerkend deze begrippen ook mogen zijn voor dit vreemde gebergte op de evenaar, de Rwenzori’s in Uganda zijn méér. Ondoordringbare bossen, bizarre vegetatie, zeldzame kleurrijke vogels, steeds veranderende vergezichten, gletsjers in de tropen, het geschreeuw van chimpansees. En een uitputtingsslag voor het fysieke gestel.

Natuurlijk

De Rwenzori’s vormden in december 2004 het hoofddoel van onze reis met Matoke Tours naar Uganda. Natuurlijk, als je tóch naar Uganda gaat, dan zorg je dat alle andere highlights ook op het programma staan. Je onderneemt speurtochten naar de gorilla’s en de chimpansees, je brengt een bezoek aan de pygmeeën, en relaxt ergens aan één van de vele kratermeertjes. Ook verwonderden we ons over al het ‘wildlife’ in Murchison Falls National Park, namen we een duik in het swingende nachtleven van Kampala en ondergingen we met grote interesse het typische Afrikaanse leven in de plattelandsstadjes. Maar wat me, na 3 intensieve en onvergetelijke weken in Uganda het meeste zal bijblijven, is die trektocht in de Rwenzori’s.

De pret begint

De pret begint al met de rit in de jeep naar het beginpunt van de tocht. Een aardenrode dirtroad, de groene bananenbomen en de strakblauwe hemel: de omgeving is prachtig. En achter de heuvels rijzen in de verte, als een schimmige silhouet, de bergen op. Ook gisteren hadden we, van ver, al uitzicht op deze geheimzinnige bergen. Onbereikbaar verscholen ze zich half in de wolken, maar vandaag zullen we ze dan echt binnendringen.
Gisteren brachten we in het stadje Kasese een bezoek aan het kantoor van de RMS, de Rwenzori Mountaineering Service, om de formaliteiten te regelen. Er bleken al snel problemen te zijn en er ontstond een discussie over de begindag van onze trekking. Matoke Tours had al lang van tevoren voor ons geregeld dat we morgen zouden beginnen, maar dat is een dinsdag en nu wordt er door de plaatselijke official beweerd dat dat onmogelijk is omdat er geen tochten op dinsdag beginnen. Uiteindelijk geeft een gehandtekend bonnetje met daarop de begindatum ons gelijk, en de man achter het bureau, die zich erg belangrijk lijkt te vinden, kan er niet meer onderuit. Gelukkig maar, onze tocht gaat door!
We krijgen informatie en een prachtige secretaresse laat ons ansichtkaarten van het gebied zien. Ze biedt ons ook aan om boodschappen voor ons te doen. Eenmaal in het park zijn we op onszelf aangewezen: restaurants en winkeltjes zijn er niet en we moeten dus al ons eten zelf meenemen. Maar als we haar lijstje met veel te hoge prijzen zien, besluiten we om zelf wel wat boodschappen te doen.

Voorbereidingen

Dus gaan we vervolgens het stadje in om de laatste verse producten in te slaan. Dagen geleden hebben we namelijk al voldoende blikvoer en macaroni ingeslagen. ’s Avonds besluiten we, na wat getwijfel, dat we in het park niet uit rivieren willen drinken en ook niet telkens water willen koken, dus kopen we nog 12 flessen drinkwater. Hoe we dat allemaal mee gaan nemen, beter gezegd, of onze dragers dat allemaal voor ons willen meenemen, is een probleem voor later. Andere voorbereidingen vonden nóg eerder plaats. In Nederland schaften we, voor zover we dat nog niet hadden, slaapzakken, matjes en wandelstokken aan. Ook zorgden we dat onze conditie een beetje op peil was, want het beloofde een zware onderneming te worden. In Uganda beklommen we, als opwarmertje, de vulkaan Muhavura. Dit bleek ons echter zoveel energie te kosten, net als de rest van ons drukke reisprogramma in Uganda, dat we op het laatste moment besloten om deze tocht door de Rwenzori’s wat in te korten en het onszelf dus wat makkelijker te maken.

Bezienswaardigheid

Vandaag gaat het dus gebeuren. Nadat we bij het UWA kamp en trainingscentrum in Nyakalengija aan zijn gekomen en al onze bagage uitladen, staat er al gauw een kleine menigte achter het hekje toe te kijken. Je zou verwachten dat de mensen hier wel toeristen gewend zijn, maar toch lijken we een hele bezienswaardigheid. We worden achter een jong meisje aangestuurd die ons achtereenvolgens naar verschillende kantoortjes brengt, waar we telkens wat info krijgen over het gebied en onze aanstaande tocht, en waar we telkens maar weer een gastenboek moeten tekenen als bewijs van ons bezoek. Ergens zien we wat statistieken aan de muur hangen, die de nieuwsgierigheid van de mensen buiten verklaren. Zoveel toeristen komen hier namelijk niet, zien we. Ze verwachtten in 2004 in totaal zo’n 200 bezoekers te ontvangen. We zien dat er in dit jaar 9 Nederlanders ons voorgingen. Da’s niet veel, en we worden meteen nóg enthousiaster dan we al waren! Ons staat een unieke ervaring te wachten! Intussen zijn buiten de voorbereidingen al aan de gang. De meeste mensen buiten blijken trouwens dragers te zijn, die hopen voor deze tocht uitgekozen te worden.

Dragers

Onze bagage wordt gewogen. Behalve ieder een grote rugzak hebben we ook een doos met ons proviand. Én dus de doos met de 12 flessen mineraalwater. Aan de hand van het totaalgewicht wordt bepaald hoeveel dragers er meegaan. De tocht wordt namelijk al zwaar genoeg, hebben we wel begrepen uit de info die we vooraf hebben ingewonnen, dus dragen wijzelf slechts ons dagrugzakje met regenjas en wat eten en drinken voor onderweg. We moeten, eenmaal in het park, geheel zelfvoorzienend zijn, en wordt er dus een kleine expeditie op touw gezet. Later komen we er achter dat er maar liefst 7 dragers zullen meelopen, waarvan 2 knullen alleen al een enorme zak met houtskool op hun rug hebben. In het kader van natuurbescherming mogen er geen bomen gekapt worden en moet al de brandstof voor het kookvuur ‘zelf’ de bergen in genomen worden. Behalve de dragers gaan twee UWA-gidsen mee. We worden aan hen voorgesteld en gaan dan eindelijk echt op pad, de mountains of the moon in.

De bergen van de maan

Waarom deze bergen “van de maan” worden genoemd is ons onduidelijk. De eerste etappe heeft in ieder geval niets weg van een kaal maanlandschap. In tegendeel. We komen een groep ‘slashers’ tegen: mannen en jongens die in dienst van de UWA met hakmessen het pad open houden. We passeren ze en zeggen netjes ‘How are you? Fine!’ tegen iedereen. Verderop, waar ze nog niet bezig zijn geweest zien we waarom hun werk niet overbodig is. Het pad is hier bijna dichtgegroeid en al bukkend en takken ontwijkend werken we onszelf door de struiken en varens, tot waar het pad van nature wat minder dicht begroeid is. Maar overal is het groen. Zo ook in de ‘olifantenzone’, waar we inderdaad sporen van de bosolifant zien: uitwerpselen en vertrapte struiken. Olifanten zelf krijg je als trekker echter zelden te zien, zegt Gideon, onze gids. Geeft niet, want het feit dat hier vanochtend een olifant vanuit de struiken opdook en hetzelfde pad bewandelde als wij nu, is al spannend genoeg.
We volgen de machtige Mubuku-rivier. Via een houten bruggetje steken we een zijriviertje over waar een open plek een mooie lunchplaats vormt. Na de lunch begint het steile gedeelte. En inderdaad, stéil is het.
Maar misschien is het doordat we de Muhavura al in de benen hebben, het valt erg mee. Sterker nog, opeens wijst Gideon de gids ons een enorme overhangende rots, die vroeger als slaapplaats door de dragers werd gebruikt, en blijkt erachter al de Nyabitaba-hut te zijn. Onze eerste overnachtingsplaats. We hebben 4,5 uur gelopen. Zelfs de gidsen verbazen zich over onze snelheid, want de dragers, die zich nog aan het organiseren waren toen wij alvast vertrokken, halen de trekkers doorgaans halverwege in. Nu zijn ze nog in geen velden of wegen te bekennen. En dat is jammer, want ook al zijn we drijfnat van het zweet, we moeten dus nog even wachten op droge kleren. We gebruiken de tijd om alvast de hut te verkennen. Dat is zo gebeurd, want erg groot is de hut niet. Twee kleine kamertjes met een kleine veranda ervoor. Hout en golfplaten, simpel maar doeltreffend.

Geen kant op

Doordat we vroeg zijn gearriveerd bij de hut, hebben we ’s middags nog voldoende tijd over om wat te relaxen, vóór het donker wordt. We zitten op een bergrug, en behalve het pad waar we vandaan kwamen en het andere pad, waar we morgen over zullen vertrekken, is er niets dan bos en steile berghelling, en kunnen we dus geen kant op. Hoeft ook niet, want vanaf de veranda voor onze hut kan ik uren kijken naar de bergen tegenover ons. Het zijn de Portal Peaks, zo genoemd omdat je ze vanuit het stadje Fort Portal kunt zien. Het uitzicht verandert voortdurend. De wolken spelen met de grillig gevormde bergpieken van het massief: soms zijn de Peaks geheel of gedeeltelijk in de mist gehuld, en dan weer blaast de wind alles even open en staat daar opeens die overweldigende rotsmassa, stralend in de zon, onderaan op haar flanken bebost en naar boven toe helemaal kaal wordend. In mijn gids lees ik dat de pieken niet beklommen zijn: dat kan ik me voorstellen, zo steil zijn de pieken.

Zeldzaam

Een groep vogels verstoort de rust en vraagt mijn aandacht. Ik volg een tijdje de buitelingen en het heen en weer gewip van een twintigtal vogels. Ik identificeer ze als Rwenzori-toerako’s. Prachtige, forse vogels. Een beetje duifachtig, maar dan groter.
En erg kleurrijk, met hun groen-blauw-rode verenkleed! Ze schijnen zeldzaam te zijn, al wekken ze niet die indruk, want gedurende onze trektocht zullen we ze nog vaker zien.

Ratten?

Het is tijd om te eten en in het keukenhutje wordt door de gidsen een pannetje water voor ons op een houtskoolvuurtje aan de kook gebracht. De rest moeten we zelf doen, dus fantaseren we, met een deel van onze ingrediënten, een maaltijdje bij elkaar, die niet alleen vullend en voedzaam is, maar ook nog eens erg lekker.
De eerste nacht op zo’n slaapmatje en een houten ondergrond is altijd weer even wennen. Optimaal was de nachtrust dan ook niet, ook al omdat we ons een beetje zorgen maakten over dat geritsel vlak boven ons hoofd. Gelukkig hield het gescharrel van de ratten ons niet echt wakker en bleek onze proviandvoorraad ’s ochtends ook niet aangevreten te zijn. Na het ontbijt staan we al snel helemaal klaar, popelend om weer op stap te gaan. Want vandaag wacht ons de ‘bog’!

Glibberige rotsen

De routebeschrijving in het foldertje dat we hebben meegekregen klopt: we vervolgen het pad, nemen bij de splitsing het rechterpad, dalen af naar de hangbrug over de rivier, klimmen aan de overkant steil omhoog en passeren een mooi bamboebos, waar de groene mamba zich ophoudt. Het avontuurlijkste deel van deze dag is echter het tweede deel. Twee uur lang ploeteren en klauteren we over glibberige rotsen. Dit is niet alleen fysiek zeer vermoeiend, maar het vergt ook het uiterste van onze concentratie: we moeten continu de aandacht bij iedere stap houden en kunnen ons geen misstap veroorloven. Toch houd ik af en toe even halt om om me heen te kijken en te genieten van het uitzicht over de beboste, deels in mist gehulde hellingen, een van tak tot tak huppende toerako of een bosje zilverkleurige “everlasting flowers”. Voor ons gevoel schiet het vandaag veel minder snel op. De dragers zijn ons al voorbij gesneld, van steen tot steen springend.

De “bog”

Om het allemaal nog moeilijker te maken, volgt dan tenslotte ‘the bog’. Een goede Nederlandse naam is er niet voor. ‘Moeras’ komt in de buurt, maar op de een of andere manier heeft de Engelse term ‘bog’ precies de juiste klank voor deze surrealistische omgeving. De vervelende rotsen maken plaats voor een natte, drassige ondergrond van modder en planten. Dwars over het pad, voor zover daar nog sprake van is, zijn om de halve meter balkjes gelegd, als veilige stapplaatsen waar je niet wegzakt. Even verderop liggen er houten laddertjes horizontaal over het moeras. Het kost erg veel moeite om niet van de gladde, met algen begroeide treden te glijden en ertussen te stappen. Ik krijg de neiging om dit inderdaad te doen: de laddertjes te negeren en maar gewoon tussen de treetjes te stappen. Dat is veel gemakkelijker. Dan maar telkens in de modder wegzakken. Mijn schoenen, sokken en broek zijn inmiddels toch al helemaal nat en vies. En die trapjes zijn zenuwslopend en werken alleen maar vertragend. Als we ons goede humeur écht bijna kwijt zijn, wordt de ondergrond weer wat makkelijker begaanbaar en zijn we er eindelijk, bij de John Matte-hut.

Dagboek

De tweede hut op de trail, de John Matte-hut, is groter en in betere conditie dan die van afgelopen nacht, al hebben de altijd vochtige omstandigheden duidelijk hun uitwerking al gehad. Het hout van de veranda is op plaatsen zodanig aan het rotten dat de gaten er al in zitten. De locatie van de hut is ook hier weer prachtig. Ik kan er echter maar kort van genieten, want nadat ik mijn matje en slaapzak heb uitgerold, val ik meteen in slaap. Wanneer ik aan het eind van de middag weer wat ben bijgekomen van deze uitputtende dag, besluit ik toch nog even de omgeving te verkennen en loop ik naar de rivier. Gezeten op een rotsblok, eigenlijk niet meer dan een platte steen en het enige droge plekje dat ik kan vinden hier, schrijf ik in mijn dagboek het volgende:

“Dit schrijf ik in de meest bizarre omgeving waar ik ooit ben geweest, een stukje voorbij de John Matte hut in de Rwenzori’s, op 3400 meter, in het begin van de Bigo-bog. Wat een dag! Wat een leven! En wat een wereld! De foto’s zullen waarschijnlijk niet kunnen tonen wat ik nu voel en zie en hoor en ruik. Een ervaring om hopelijk nooit te vergeten! Dit is bijzonder! Overal mossen! Over de grond, op stenen, tegen bomen, aan takken, aan andere mossen. Surrealistisch! En dan die grillige vormen van de bomen, de giant lobelia’s met hun uitwaaierende bladeren op stok. En de rivier op nog geen steenworp afstand die maar door blijft bulderen over de rotsen. Het ‘pad’ bestaat uit boomstammetjes, die als traptreden zijn weggelegd. En soms als horizontale ladder aan elkaar zijn gemaakt. Tussen deze kunstmatige stepping stones, en de natuurlijke boomwortels en rotsen, is het een en al zompige modder en moeras. En ook dát weer begroeid, heel verraderlijk, met mossen en hier en daar grassen. Nu zijn er nergens meer vogeltjes te horen. Het is mistig en de schemering valt nu snel. Hoe lang zal ik nog kunnen blijven schrijven hier? Het begint te regenen.”

Kameleon

Zoals gezegd waren we eerder al teruggekomen van ons plan om de gebruikelijke 7-daagse circuit te lopen. De hoger gelegen delen van de Rwenzori’s, de kale rotsen en gletsjers, zouden we dus niet te zien krijgen. Maar we hebben de ‘bog’ gezien en zijn tevreden. Erg tevreden. In de twee dagen erna lopen we dus dezelfde route weer terug. Dus wéér over de trapjes door het moeras en over de glibberige rotsen, wat afdalend nóg moeilijker bleek. Wéér door het bamboebos en weer een nacht in het hutje met de ratten. De hele tocht zijn we al erg ingenomen met onzen gidsen Gideon en Ikesevias, die behalve dat ze rustig en vriendelijk zijn, ook nog eens goed voor ons gezorgd hebben. Ze hielden ons tijdens het lopen continu in de gaten en stemden het looptempo perfect af op onze capaciteiten. De laatste dag komen we door kameleonnengebied en vragen we hen of ze een kameleon voor ons willen opsporen. Ze weten ons te verbazen door inderdaad een heel klein exemplaar te ontdekken dat zo hoog in de boom op een tak zit dat we de kleur niet eens kunnen waarnemen en slechts een kleine silhouet kunnen onderscheiden.

Schoongepoetst

Het gaat vandaag eigenlijk alleen maar bergafwaarts. En hoe! We dalen 1000 meter in een uurtje tijd! Op deze manier is het maar twee uur lopen voor we weer bij de park entrance zijn. Een mooi tochtje om mee af te sluiten dus, ook al omdat het een stralende dag is. We hebben trouwens toch al geluk gehad met het weer. In de Rwenzori’s kan het erg hard en veel regen, maar wij hebben tijdens deze vier dagen slechts tien minuten onze regenjassen nodig gehad.
Wanneer we het Nationale Park uit zijn, is het nog 45 minuten lopen, tussen de akkertjes, naar de RMS Headquarters in Nyakalengija, waar onze reisleider van Matoke Tours ons weer oppikt. En terwijl we daar zo door de zonnige velden lopen en het hoge gras onze bergschoenen weer helemaal schoonpoetst, denken we nog wat na over ons onvergetelijke uitstapje in een bijzondere wereld van mist, mossen en modder.

 

Bart Stoffels & Wim Sonnevijlle
December 2004

Onze populaire bestemmingen

Inspiratie & ervaringen